
Wat angst met je doet

Het vermoedelijke verschil tussen mens en dier is ons vermogen om te kunnen denken. Wij schijnen als mens een soort van intelligentie te hebben die bij dieren ontbreekt. Die intelligentie zorgt voor ons bewustzijn over wie we zijn, wat de situatie betekent waarin we ons bevinden en welke gevolgen die situatie kan hebben. De crux zit hier in het woordje kan.
Voor dieren is de situatie altijd zoals die zich aandient. Als er gevaar dreigt, dan reageren ze direct en instinctmatig met hun overlevingsmechanismen in vecht- of vluchtgedrag. Een mooi voorbeeld is de storm van 28 oktober 2013. De dieren in Artis wilden ’s morgens niet naar buiten en waren zeer onrustig, blijkbaar omdat ze instinctief ‘aanvoelden’ dat het buiten gevaarlijk werd. Niet het bericht van code rood dat angst inboezemt, maar het feit van aankomende storm was het gevaar. Omdat wij in essentie ook dierlijk zijn, hebben we hetzelfde reactiemechanisme in gevaarlijke situaties: vecht- of vluchtgedrag.
Het grote verschil met dieren is echter tweeledig:
1. We voorvoelen niet (goed) meer dat er gevaar dreigt. Dat is jammer, maar het wordt tegenwoordig in het algemeen aardig opgelost met allerlei wetenschappelijke hulpmiddelen als rookmelders, zebrapaden en het KNMI. Ingewikkelder wordt het als we met meerdere mensen om tafel zitten en we bespeuren onderling geen onraad als iemand uit die groep op dat moment van zin is kwaad te doen. Daar helpt geen rookmelder tegen, dat merk je pas als het feit zich heeft voltrokken. Bijvoorbeeld als er een vergadering is om met elkaar te brainstormen en achteraf hoor je dat er dan een persoon met de briljante informatie mooie sier heeft gemaakt bij de directie. Of een collega heeft, voor eigen voordeel, jouw vertrouwelijke informatie verdraaid weergegeven bij een belangrijke klant. We voelen die bui nooit hangen en staan steeds achteraf in de kou.
2. Een ander element is dat dieren het gevaar niet vooraf kunnen bedenken. Bij mensen heet dat angst. Angst is een gedachte, die vrees veroorzaakt voor dreigend onheil of gevaar. Het kan wel een echte dreiging zijn, maar het is vaak een denkbeeldige. Gek genoeg treden in zulke denkbeeldige gevallen wel de reactiemechanismen in werking, dus vecht- of vluchtgedrag. Bijvoorbeeld als een vader tegen zijn kind zegt: “als je dat nog eens doet, dan zwaait er wat”. Het kind kan dan zelf bedenken wat er gaat zwaaien en als het iets ergs kiest, leeft het vervolgens met die angst en zal het gedrag gaan vertonen dat gekoppeld is aan vechten of vluchten met het predicaat onhandelbaar.
Wat ons in veel gevallen helpt, is dat we het voordeel gebruiken van onze intelligentie. Als je angst je in een situatie raad geeft, is het beter om daar eerst goed naar te luisteren en er vervolgens met intelligentie op te reageren.
Besef wat echt een gevaar of bedreiging is en welk deel een bedacht gevaar is. Je weet, in het laatste geval, dat je instinctmatige vecht- of vlucht reactie niet de slimste is.